1-2-3-4-5-6-7-8-9-10-11-12-13-14-15-16-17-18-19-20-21-22-23-24-25

Het Amerikaanse onderzoek

Om tot een onderzoek te kunnen komen was senator William Alden Smith, even na negen uur, nog voor de eerste overlevenden van boord gingen, de loopplank van de Carpathia opgesneld, met achter zich aan een paar federale agenten, elk met een pak dagvaardingen. Bij de door de US Navy onderschepte telegrammen was er een van Ismay aan het Amerikaanse hoofdkantoor van de White Star Line in New York, verstuurd op 17 april, een dag voor de aankomst van de Carpathia.


Ismay en kapitein Smith op inspectie bij de bouw van de Titanic.


Daarin vroeg hij de Cedric niet te laten vertrekken, zodat de bemanning van deTitanic met dit schip per eerste gelegenheid terug naar huis kon reizen. Hij ondertekende met YAMSI. Tot op de dag van vandaag wordt YAMSI voor een soort van geheimschrift gehouden waar alleen de White Star Line uit kon begrijpen dat het om een bericht van hun hoogste baas ging. Dat is natuurlijk absurd, om YAMSI te kraken en het woord om te draaien zodat er weer gewoon ISMAY stond, waren geen topcryptologen nodig. YAMSI werd door Ismay in bijna al zijn correspondentie gebruikt en ook het officiële White Star Line telegramadres in Liverpool was YAMSI. Dit omdraaien van namen en afkortingen wordt in de scheepvaartwereld nog altijd gebruikt om de belangrijkheid van een bericht aan te geven. Bij senator Smith had het telegram echter de nodige onrust veroorzaakt. Om een behoorlijk onderzoek te kunnen houden, mochten Bruce Ismay en de Titanic -bemanning hem niet door de vingers glippen en Smith had zich met zijn mensen naar New York gehaast. Ismay, zat nog steeds in de doktershut toen de senator aan boord stapte. Hij liet zich gewillig dagvaarden om de volgende dag om tien uur 's ochtends te verschijnen in de East Room van het Waldorf-Astoria hotel, waar het onderzoek naar de ramp zou beginnen. Ismay wordt nog wel eens voorgesteld als een minzaam, wat verlegen man, die leed door te moeten leven in de schaduw van zijn machtige vader die in minder dan twintig jaar de grote White Star Line vanuit het niets had opgebouwd. Maar Ismay's advocaat in New York, van het kantoor C.C. Burlingham, dacht daar anders over. Lang na het gebeuren vertelde de jurist dat hij zelden een arrogantere klant had gehad als de heer Bruce Ismay. Moeilijk was Ismay ook. Tijdens het instructiegesprek voor het onderzoek, wilde Burlingham natuurlijk van Ismay zelf weten waarom hij in boot C was gestapt terwijl er nog zoveel vrouwen en kinderen aan boord waren. Die vraag zou tijdens het onderzoek ook zeker gesteld worden en een goed antwoord klaar hebben kon geen kwaad. Ismay 's antwoord was simpel: "Waarom zou ik er niet ingestapt zijn?", vroeg hij verbaasd. Dat antwoord werd door Burlingham fors bijgeschaafd tot: "Er waren nog plaatsen over in de boot en er waren geen vrouwen en kinderen meer te vinden op het dek, toen ben ik maar ingestapt". Zowel de Amerikaanse als de Engelse onderzoekers accepteerden dit antwoord en vonden dat Ismay juist gehandeld had. "Was hij niet ingestapt, dan had hij alleen een naam toegevoegd, namelijk zijn eigen, aan het aantal omgekomenen", was het officiële Engelse oordeel. Maar het publiek en zeker het Amerikaanse publiek, had een ander oordeel. BRUUT Ismay werd hij door hen genoemd en in de kranten verschenen spotprenten en artikelen waar de naam BRUUT Ismay hard in door klonk. Een klein gat in Texas, genaamd Ismay, wenste zijn naam te wijzigen in Lowe, omdat de vijfde stuurman Harold Lowe, Ismay uitgescholden had. Texanen zijn niet voor niets beroemd om hun krasse taal. In de veel rustiger staat Montana besloten de inwoners van het stadje Ismay, na verschillende verzoeken voor naamswijziging en lang nadenken, de goede naam van het stadje om commerciële redenen niet te veranderen. Het heet nog steeds Ismay.

Ismay's optreden tijdens het onderzoek was ook niet gespeend van arrogantie. Op de eerste vraag van senator Smith, of Ismay zo nauwkeurig mogelijk alle informatie wilde geven over de gebeurtenissen die tot de ramp hadden geleid, bestond zijn antwoord uit een opgave van de gemaakte machine-omwentelingen en dat het schip om 2.20 uur zonk. Ismay eindigde zijn zin met: "en dat is alles wat ik u kan vertellen." Senator Smith was niet erg onder de indruk van dit antwoord en vond dat de directeur van de maatschappij best wat meer kon vertellen. Hij verhoorde Ismay uiteindelijk twee dagen aan een stuk door en wenste bijna constant zijn aanwezigheid bij het verdere onderzoek. In totaal leverden Ismay's verklaringen bijna 60 pagina's getuigenverhoor op. Senator Smith was de afgevaardigde van Michigan voor de republikeinse partij. Hij was een selfmade man en had met hard werken en studeren zich een weg naar de senaat gebaand. Getrouwd met een doortastende Nederlandse vrouw die hem volledig steunde, speelde hij zelfs met de gedachte een gooi te doen naar het Amerikaanse presidentschap. Een onderzoek naar de ramp met deTitanic zou hem zeker nationale en internationale bekendheid opleveren. Dat deed het ook zeker, maar of het de bekendheid was die Smith voor ogen stond, lijkt minder aannemelijk.

Zijn grootste probleem was zijn totale onbekendheid met maritieme aangelegenheden. "Lag u voor anker?", vroeg hij kapitein Lord van de Californian, "Zonk de Titanic bij de boeg of bij de punt", wilde hij van Lightoller weten. Van lengte en breedtegraden, van gegist bestek en van knopen of mijlen wist Smith niets. Hij was van huis uit een spoorweg-advocaat en had als senator enige bekendheid als monopoliebreker van grote bedrijven gekregen. Maar van de zee en de gebruiken van hen die daar hun brood verdienen, had hij geen kaas gegeten. Ook was hij tamelijk onhandig in het stellen van vragen. Hij herhaalde erg veel vragen en dat gaf soms een vreemde reactie. "Waaruit bestond de ijsberg?", vroeg hij vijfde stuurman Lowe. "Uit ijs", antwoordde Lowe verbaasd. "Zouden er nog mensen in de waterdichte compartimenten in leven kunnen zijn", werd Lightoller gevraagd. "Ik denk van niet", was Lightoller's timide antwoord. Wat Smith feitelijk van Lowe wilde weten was of het gletsjerijs van de ijsberg ook stenen en stukken rots had bevat. Wat hij niet wist was dat gletsjerijs zelf al zo hard als rots is. Smith had ook een paar honderd brieven gehad met de vraag of er nog mensen in leven konden zijn in de waterdichte compartimenten. Het leek hem het beste die vraag door Lightoller direct te laten beantwoorden, zodat het via de pers bij iedereen bekend werd dat het uitgesloten was dat er nog mensen in leven konden zijn. Maar Smith gaf zijn goede bedoeling een wat onhandige draai en kreeg uitsluitend hoongelach en van de pers de bijnaam 'waterdichte Smith'. Ondanks het soms onhandige gedoe van Smith, kwam het Amerikaanse onderzoek toch achter alle belangrijke punten die betrekking hadden op de ramp. Senator Smith's slotspeech en conclusie op 28 april 1912, worden in Amerika nog altijd tot de beste van alle senaatsonderzoeken gerekend. De ruim 1100 pagina's getuigenverklaringen behoren tot de meest leesbare die er zijn. Smith had het fatsoen mensen uit te laten praten en hij vroeg hun meningen over bepaalde gebeurtenissen. Dat leverde in veel gevallen boeiende verklaringen op. Bovendien behandelde Smith de getuigen met mensenkennis.


Harold Bride zat tijdens het proces in een rolstoel omdat zijn voeten bevroren waren.


De met donkere wallen onder zijn ogen en nog oververmoeide, met bevroren voeten in een rolstoel zittende, Harold Bride bijvoorbeeld, zette hij niet onder druk en hij liet de over emotionele verklaringen van de 22 jaar jonge marconist ook niet notuleren. Hij sprak iedereen aan met meneer, of de man nu stoker, matroos of directeur van een belangrijke onderneming was. In Engeland kende men dat soort democratisch fatsoen nog niet en de Engelse bemanning van de Titanic voelde zich daardoor soms wat meer op het gemak en soms juist wat onwennig. "Het lijkt wel of u geen van ons vertrouw", lachte Smith uitkijk Fred Fleet toe, die zijn antwoorden wel heel omzichtig gaf, en daar waarschijnlijk ook alle reden toe had. Alles bij elkaar had het Amerikaanse onderzoek nog geen 35 dagen geduurd en de Amerikanen slechts $6600.- gekost, een schijntje van wat de Engelse belastingbetalers nog zouden moeten gaan betalen. Toen op 19 april in New York het Amerikaanse onderzoek werd geopend, was een paar uur daarvoor de Californian, zonder opdringerige pers of belangstelling van het publiek, in Boston aangekomen. De paar reporters die het schip opwachtten, voerden niet meer dan een routine-opdracht uit. De Californian was in een telegram van de Olympic genoemd en daarom wilde de pers met haar kapitein praten. Het handjevol journalisten dat op de pier het schip stond op te wachten, kreeg aanvankelijk niemand te zien of te spreken. Er moest eerst een aantal minuten afgewacht worden terwijl kapitein Lord met de agent, achter gesloten deuren, een gesprek voerde. Daarna wilde hij wel een verklaring afleggen. Lord vertelde dat het een gewone routine reis van de Californian was geweest, dat hij geen slachtoffers aan boord had, dat hij geen lijken, maar wel wat wrakstukken had gezien en dat men op de Californian zijn best had gedaan zo snel mogelijk naar de laatst opgegeven positie van de Titanic te stomen. Het was een weinig zeggende verklaring, maar kapitein Lord wilde ook niet veel zeggen. Hij zou de rest van zijn leven nog heel wat verklaringen over de nacht dat de Titanic verging, afleggen en de meeste daarvan waren nietszeggend, half waar of domweg gelogen. De problemen voor kapitein Lord begonnen toen de timmerman en de donkeyman hun verhalen over vuurpijlen wereldkundig maakten. Daardoor werd de Californian plotseling groot nieuws en ging de pers op onderzoek uit. In minder dan geen tijd noteerde de pers uit de mond van kapitein Lord: "dat er geen vuurpijlen gezien waren, dat de Titanic veel verder van de Californian verwijderd was dan ze opgegeven had, geen twintig maar wel dertig mijl, dat de opgegeven positie van de Titanic juist was, maar dat Lord die positie niet prijs mocht geven omdat het een Amerikaans staatsgeheim zou zijn, dat de eerste officier Stewart op de brug had gestaan toen de vuurpijlen afgeschoten werden (Stewart had juist geen wacht), maar dat hij niets gezien had en dat er niets bijzonder voorgevallen was tijdens de reis."

Lord werd in al die verhalen door zijn officieren gesteund, althans, hij werd niet door hen tegengesproken. De timmerman en de donkeyman waren de eersten die Lords verhaal als zou het een gewone routine reis naar Boston zou zijn geweest, tegenspraken. Nog afgezien van de twee verschillende series vuurpijlen, de ontmoeting met de Carpathia en de teleurstellende mededeling dat er toen voor de Californian niets anders meer te doen was dan zoeken naar eventuele lijken (waarvan er niet één door haar gevonden werd terwijl er honderden ronddreven) was de reis naar Boston voor de Californian alles behalve routine geweest. Op het schip had het gegonsd van de geruchten, onder elkaar was er voortdurend gesproken over de vuurpijlen, die onmiddellijk in verband gebracht waren met de Titanic. Groves, Stone, Gibson en Stewart hadden van kapitein Lord een zo uitvoerig en gedetailleerd mogelijk verslag op papier moeten zetten. Of Lord die stukken op zak had toen hij op 26 april naar Washington afreisde om zijn verklaring af te leggen, is niet bekend. Hij sprak tijdens zijn verhoor met geen woord over de vuurpijlen, die heel precies in de verklaringen van Stone en Gibson beschreven werden. Zonder enige scrupules vertelde hij de senaatscommissie dat er wel een paar lichtflitsen waren gezien, maar dat die zeker niet van de Titanic geweest konden zijn. Bovendien beweerde hij dat de stuurman hem verteld had "dat het geen noodsignalen waren", die hij gezien had. Dat kapitein Lord zich verschool achter allerlei halve waarheden en onwaarheden is natuurlijk heel begrijpelijk, hij kon ook niet anders. De belangen die op het spel stonden waren tenslotte enorm. Geen kapitein zou het in zijn hoofd halen om toe te geven dat hij een vergissing had gemaakt bij de beoordeling van gerapporteerde vuurpijlen. De schadeclaims die tegen hem en de Leyland Line ingediend hadden kunnen worden door rijke eerste klas passagiers en nabestaanden, zouden hem en de maatschappij in de kortste keren het faillissement hebben bezorgd. Dat kapitein Lord daarbij ook voorgoed zijn bevoegdheid als kapitein zou verliezen, was niet meer dan bijzaak. Stanley Lord leek zichzelf keurig en ogenschijnlijk ongeschonden door het Amerikaanse onderzoek heen te hebben gemanoeuvreerd. Na niet meer dan een paar uur onderzoek in Washington, stond hij weer opgelucht op straat. Twee en een halve week later zou de Engelse onderzoekscommissie het hem een stuk moeilijker maken.