1-2-3-4-5-6-7-8-9-10-11-12-13-14-15-16-17-18-19-20-21-22-23-24-25

Vlamingen op de Titanic

In het noorden van Engeland, tegen de schotse grens ligt Alnwick, een klein dorp waar hotel 'The White Swan' de Titanic nog niet vergeten is. In dit hotel hangen heel wat foto's van de Titanic en het zusterschip, de Olympic. Aan het einde van de lange gang komt men in het hotel aan een heel speciale kamer, het is de kamer waar het originele 1ste klasse salon van de Olympic is gebouwd. Zo moet het er destijds aan boord van de Titanic hebben uitgezien. Eens de deur open, is het alsof de klok 89 jaar terug wordt gedraaid. Luxe, dat was de Titanic voor de 1ste klas passagiers maar ook voor de 2de en 3de klas reizigers. Allemaal waren ze op weg naar het beloofde land op zoek naar rijkdom en geluk. Aan boord van de Titanic bevonden zich ook Vlamingen, niet 26 zoals lang werd gedacht, maar 27.

Het waren mensen uit de streek van Aalst en Ninove. Naar het station gingen de mensen met de stootkar. Daarop lag hun bagage en iemand duwde de kar tot aan het station. Meestal werd de kar zelf gewoon achtergelaten aan het station. Voor de mensen was de trein een hele gebeurtenis; velen van hen hadden immers nog nooit met een trein gereisd. Na de treinreis kwamen ze toe in Antwerpen, een stad waar de bewoners voor de arme plattelandsmensen een andere taal spraken. Van Antwerpen ging de reis verder naar Engeland, een land waar reeds veel meer auto's reden dan in Vlaanderen; die reden bovendien nog links ook en iedereen sprak Engels. Voor de meesten van hen was de reis tot dan toe een hele belevenis. Uiteindelijk kwamen de Vlamingen toe in Southampton en daar wachtte de Titanic op hen, het grootste schip ter wereld.

Voor vele Vlamingen was verhuizen naar Amerika de enige oplossing, weg van de armoede, werkloosheid en de epidemieën. In Amerika was werk zat! Maar een ticket naar Amerika was duur, 312 frank in 1912, vanuit Antwerpen. Vanuit Southampton daarentegen was het 100 frank goedkoper, en dus kozen vele Vlamingen voor deze oplossing. Niet iedereen raakte aan boord van de schepen, want de rederijen hielden een grondige medische keuring omdat alleen gezonde werkkrachten Amerika binnenmochten. Men keek onder andere of de reizigers geen oogziekte, besmettelijke ziekte of ademhalingsproblemen hadden. De mensen werden zoals vee gekeurd en met een krijtje werden codes op hun jas geschreven. Aan de hand van die codes konden andere ambtenaren dan weer zien of iemand al dan niet gepasseerd was voor het medisch examen.

In Southampton waren er 2 Vlamingen, die van plan waren de Titanic te nemen, afgekeurd omdat ze leden aan de besmettelijke oogziekte 'trachoom'. Het waren de 17-jarige Emma Duyvejonck uit Zwevezele en de 22-jarige Henri Vandersteen uit Heldergem.De bagage van Henri was reeds ingescheept op de Titanic en Henri gaf zijn 6 jaar oudere broer Leo opdracht om goed zorg te dragen voor zijn bagage. Hij riep ook nog dat, van zodra zijn ogen genezen waren, hij hem achterna zou komen. Waarschijnlijk stond Henri nog voor het weekend terug in Heldergem. Hij kon er niet om lachen te zijn afgekeurd. Het was voor hem een vernedering. Na het weekend vond niemand het nog om te lachen dat Henri was afgekeurd. Henri is nooit in Amerika geraakt. Hij vond werk als bakker en vlak voor de Tweede Wereldoorlog verhuisde hij naar het Franse Le Blanc-Mesnil, niet zo ver van Parijs. Over de ramp praatte hij niet graag, hij had er zijn droom en zijn broer verloren. Henri overleed op 20 september 1969 in Parijs.

Emma Duyvejonck zou eerst in maart 1912 met haar vader meegaan naar Amerika, maar werd toen een eerste keer door de medische controle afgekeurd. Blijkbaar had ze een ontsteking aan de ogen. Haar vader zou alleen vertrekken, Emma zou, nadat ze zich had laten verzorgen, hem achterna reizen. Toen ze in april 1912 wou inschepen op de Titanic werd ze opnieuw afgekeurd; haar ogen waren nog niet geheel genezen. Uiteindelijk zou Emma toch in Amerika geraken, volgens haar dochter in 1913. Ze overleed in Detroit op 26 augustus 1948.


Emma Duyvejonck



Henri Vandersteen


In de 1ste klas zaten de rijkelui; zij wilden de eerste reis van de Titanic voor geen geld ter wereld missen. In de 2de en 3de klas zaten de landverhuizers, de gelukszoekers. Onder hen in de 3de klas, Guillaume Messemacker uit Wilsele en Anna Becker. Uit onderzoek achteraf bleek dat Anna niet eens gescheiden was van haar 1ste man, Desiré Pruys. Anna dook dus met haar nieuwe liefde de koffer in aan boord van de Titanic!

Bertha Mayné was een Brusselse cabaretzangeres. Ze trad op onder de naam Berthe de Villiers ( zo stond ze ook op de passagierslijst). Op een bepaald ogenblik maakte ze kennis met Quigg Baxter, een Canadees die in Europa samen met zijn moeder en zuster op vakantie was. Bertha werd verliefd op de man en ze begonnen samen een stormachtige relatie. Samen besloten ze om de Titanic te nemen, in het grootste geheim, want Baxter logeerde met zijn moeder en zuster in 2 suites. 1 verdieping lager logeerde zijn lief, Bertha. Aan boord van het schip hebben de twee elkaar een aantal keren ontmoet en ongetwijfeld samen heerlijke momenten beleefd in haar 'suite'. Bertha overleefde de ramp, ze zat in reddingsboot 6; Quigg verdronk, zijn lichaam werd nooit teruggevonden. Het verhaal van Bertha is altijd geheim gebleven tot aan haar dood in 1960. Bij het opruimen van de inboedel vonden de familieleden in een oude schoendoos, documenten die aantoonden dat zij met Baxter aan boord van de Titanic was.

Ook Jules Sap ( op de passagierlijst was zijn naam verkeerdelijk Sop gespeld) uit het West-Vlaamse Zwevezele was aan boord van de Titanic gegaan. Hij was 21 jaar en in 3de klas op weg naar de Amerikaanse tabaksplantages. Jules Sap werd een van de bekendste Belgische Titanic-overlevenden. Hij reisde met zijn zoon jarenlang door het land en gaf een soort voorstelling waarin hij zijn belevenissen aan boord vertelde. Sap had in Amerika geleerd dat er geld viel te verdienen met die optredens. Samen met nog twee Belgen, Theodoor de Mulder en Jan Baptist Scheerlinck, had hij na de ramp enige maanden in een circus gewerkt, waar hun act uit niets anders bestond dan het vertellen van een uit het hoofd geleerd verhaal over de Titanic ramp. Sap heeft ook nog zijn verhaal gedaan in de Belgische bioscopen als voorprogramma van de Titanic film 'A night to remember' uit 1958.


Jules Sap, (midden) de bekendste Titanic overlevende.


Sap vertelde: "Die geen reddingsgordel aanhad was gedoemd te sterven. De 3de klas had geen reddingsgordel. Toen de boot met zijn neus het water in zakte, sprong de ene na de andere in het ijskoude water. Ik sprong ook en probeerde mij drijvende te houden aan valiezen en planken en stoelen die reeds in het water lagen, tot ik aan een reddingsboot kwam. De matroos van het bootje sloeg mij met zijn riemgordel terug het water in." Jules Sap zwom en zwom en bijna uitgeput kwam de redding uit een onverwachte hoek. "Ik kwam terug bij een bootje aan en een jongedame trok mij in de boot. Ik ben onder de bank gaan liggen. Ik had het ijskoud en was totaal op. Het was de tijd dat de dames zeer wijde rokken droegen, en ik lag helemaal onder de rok van de jongedame om toch maar een beetje warm te krijgen".

Toen de Titanic in aanvaring kwam met de ijsberg, bevonden zich 27 Belgische passagiers aan boord, op één na allemaal emigranten, en drie bemanningsleden : George Aspelagh, een ober uit het à la carte restaurant die zijn eerste zeereis maakte, de cellist Roger Bricoux en de violist Georges Krins.


Een krantenkop met de aankondiging van de redding van Jules Sap.


Op de eerste klas passagierslijst komt ook een Belg voor. In feite kwam hij oorspronkelijk uit Polen en woonde hij in Amerika. Het was Jacob Birnbaum, een diamantair uit Antwerpen, die het familiebedrijf in San Francisco vertegenwoordigde. De heer Birnbaum was voor zaken in Antwerpen geweest en had al lang terug in Amerika moeten zijn. Maar zijn familie had zo aangedrongen om gezamenlijk Pesach (joods paasfeest) te vieren, dat hij daaraan toegegeven had. Birnbaum had zijn reis bij een andere maatschappij geboekt, maar door de kolenstaking in Engeland, was hij voor zijn terugreis overgeboekt op de Titanic. Zijn lichaam werd later in zee gevonden en naar België teruggebracht. Hij ligt in Nederland begraven, omdat in België geen eeuwig durende grafrechten verkregen konden worden.

Van de overige Belgen die aan boord waren is minder bekend, geen van de geredden liet een geschreven verslag na en de verhalen die in de familie de ronde deden, zijn erg onduidelijk.

Het duurde lang voor het thuisfront precies te weten kwam wat er met de Titanic gebeurd was. Lang is er ook gedacht dat er maar 26 Vlamingen aan boord waren. In een Canadees boek werd door de auteur Dirk Musschoot de 27ste Vlaming ontdekt. Ergens in het boek staat dat een zekere Leopold Weisz uit Engeland naar Montreal aan het emigreren was. Hij had daarvoor de Titanic genomen en was in het gezelschap van zijn 'Belgium born wife". Op de passagierlijst stond ze vermeld als Mathilde Weisz maar haar echte naam was Mathilde Pede en ze kwam uit Gent. Hij verdronk, zij overleefde de ramp.

In het totaal kwamen 20 Vlamingen om bij de ramp met de Titanic, 7 overleefden het.